Hoe praat je over wijn?

Een guide voor iedereen (ook als je een echte bierdrinker bent).

Je zit met een glas wijn in je hand. Je neemt een slok, knikt goedkeurend en zegt:
“Mmmm… ja… eh…” en daar stopt het. Hoe omschrijf je nou wat je proeft zonder te klinken als een wijnsnob?
Geen zorgen: wijnpraat is gewoon een taal en die leer je het leukst met een beetje humor (en een slok in je hand).


Neem de afdronk. Dat is de nasmaak die blijft hangen nadat je hebt doorgeslikt. Duurt het een paar tellen? Prima. Blijft het een seconde of zes hangen? Dan is dat een wijn met klasse. Hoe langer, hoe beter… net als bij vakanties.


Dan de aroma’s. Dat is een chic woord voor: wat je neus ruikt. Je kunt geuren ontdekken van fruit, bloemen, hout, koffie… Soms zelfs natte steen (nee, dat verzinnen we niet). Tip: wals je glas even. Dat ziet er interessant uit én helpt om de aroma’s los te laten komen.

Voelt een wijn lekker in balans? Dan dansen zuren, alcohol, fruit en tannines samen als een goed ingespeelde band. Als één instrument te hard staat, raakt de boel uit balans.


En dan de body. Zie het zo: sommige wijnen zijn dun en licht (denk magere melk), andere vol en romig (denk kookroom). Beide hebben hun charme, net waar je zin in hebt.


Bubbels hebben hun eigen woordenboek:

  • Brut: droog met een tikje zoet.
  • Extra Brut: nóg droger.
  • Extra Dry: verwarrend genoeg minder droog dan Brut.
  • Demi-Sec: duidelijk zoeter.
  • Doux: de suikerspin onder de bubbels.


Sommige wijnen voelen filmend aan: zacht, romig, een beetje alsof er een zijdezacht laagje in je mond achterblijft. Anderen zijn strak en fris, alsof ze zeggen: “Hé, wakker blijven!”

Ruik je nat karton of muffe kelder? Dan heeft de wijn kurk. Helaas niet de kurk zelf maar een foutje in de fles. Jammer, dan moet je dus terug naar de winkel.


Wil je de wijn wat losser maken? Karafferen helpt: je giet hem in een karaf zodat hij wat zuurstof krijgt en zich beter opent. Bij oudere wijnen doe je het vaak om het bezinksel weg te houden: dat heet decanteren.


Sommige wijnen zijn heerlijk nerveus: levendig, met frisse zuren en energie alsof ze niet kunnen stilzitten in je glas. Anderen zijn juist rond: zacht, soepel, zonder scherpe randjes als een comfy stoel waar je in wilt blijven hangen.


En dan is er nog pétillant dat zijn bubbels die niet meteen een feestje in je neus houden, maar subtiel en vrolijk sprankelen.


Sulfiet klinkt eng, maar is eigenlijk de bodyguard van je wijn. Het houdt hem fris en gezond. Topmakers zoals Ganevat laten zien dat je ook met weinig sulfiet prachtige wijn kunt maken.

En vergeet de zuurgraad niet. Zuren geven wijn pit en frisheid. Zelfs de zoetste dessertwijn heeft ze nodig anders wordt het gewoon vloeibare snoep.


Kortom: proeven is geen examen. Het is ontdekken, lachen, proberen woorden te vinden voor wat je ruikt en proeft. Hoe meer woorden je kent, hoe meer verhalen elke slok vertelt.


Dus: wals dat glas, steek je neus erin, neem een slok en vertel wat je ervaart.
En onthoud: de beste wijn is die waar je blij van wordt.


Santé!